Leidraad
Het Apostolaat van Troost kent drie teksten als leidraad.
1 Korintiërs - Vers 13 - De liefde!
Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave van de profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen zou kunnen verzetten – als ik de liefde niet heb, ben ik niets. Al deel ik al mijn bezit uit, al geef ik mijzelf prijs om mij daarop te kunnen beroemen – als ik de liefde niet heb, helpt het mij niets.
De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets. Zij gedraagt zich niet onfatsoenlijk, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij.
De liefde vergaat nooit. De gave van de profetie, ze zal verdwijnen; het spreken in talen, het zal verstommen; de kennis, ze zal ooit hebben afgedaan. Want ons kennen is stukwerk, en stukwerk ons profeteren. Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het stukwerk afgedaan. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke achter mij gelaten. Nu kijken wij nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben. Deze drie dingen blijven altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het voornaamste.
Prediker: Voor alles een tijd
Alles heeft zijn uur,
alle dingen onder de hemel hebben hun tijd.
Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten en een tijd om wat geplant is te oogsten.
Een tijd om te doden en een tijd om te genezen,
een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen.
Een tijd om te huilen en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.
Een tijd om stenen weg te gooien en een tijd om stenen te verzamelen,
een tijd om te omhelzen en een tijd om van omhelzen af te zien.
Een tijd om te zoeken en een tijd om te verliezen,
een tijd om te bewaren en een tijd om weg te doen.
Een tijd om stuk te scheuren en een tijd om te herstellen,
een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken.
Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten,
een tijd voor oorlog en een tijd voor vrede.
Wat heeft iemand dan aan al zijn werken en gezwoeg?
Ik overzag de bezigheden die God de mensen heeft opgelegd
om over te tobben.
Alles wat Hij doet is goed op zijn tijd;
ook heeft Hij de mens besef van duur ingegeven,
maar toch blijft Gods werk voor hem vanaf het begin tot aan het einde ondoorgrondelijk.
Daarom lijkt het mij voor de mens nog het beste
vrolijk te zijn en het er goed van te nemen.
Als hij kan eten en drinken en genieten van wat hij met al zijn zwoegen bereikt heeft,
is dat immers een gave van God.
Ik kwam tot het inzicht dat alles wat God doet voor altijd blijft:
er valt niets aan toe te voegen en niets gaat eraf.
God maakt dat de mensen ontzag voor Hem hebben.
Wat is, was er tevoren al;
wat zijn zal, is vroeger al geweest. God haalt wat voorbij is steeds weer terug.