Wenende vrouwen
Op een maandag in maart, eigenlijk een vrije dag, voelde het als een bijzondere dag. Na de koffie op de plebanie, besloot ik toch om wat in de kerk te lopen en zo te zien wat mij zou overkomen. Een zeker gevoel dat er iets stond te gebeuren overviel mij. Al brevierend wandelde ik wat rond en ging eens naar de Mariakapel om daarna in de sacramentskapel te gaan bidden. Ik voelde me geroepen om te gaan kijken wie er in de kerk liep.
Al wandelend zag ik twee vrouwen arm in arm lopen en voelde dat er bij een van hen een hoop verdriet zat. Ik wachtte af wat er zou gaan gebeuren. Zij gingen zitten onder het alziend oog en waren in een gesprek verwikkeld. Ik kon niet anders dan hen aan te spreken en vroeg hen hoe zij het vonden om hier te zijn. Ik legde uit wie ik was en vertelde hen over mijn werk binnen het Apostolaat van Troost. Toen zei een van hen: “Nou, zij heeft echt troost nodig”. Eigenlijk wist ik dat al, omdat het een onbeschrijfelijk gevoel is om geroepen te worden en te gaan.
Voor het gemak geef ik de dames in deze tekst een naam. De verdrietige noem ik Maria en de troostende vrouw Magda. Ik vroeg Maria te vertellen wat er in haar omging en gaf ik, zo nu en dan, wat richting aan tijdens het gesprek. Al snel ging Maria ‘open’ en kon zij na lange tijd weer huilen. Magda zweeg, maar hield liefdevol de arm van Maria vast. Zij luisterde. Toen nodigde ik beiden uit om naar de sacramentskapel te gaan om daar ongestoord te praten over haar verdriet en te bidden.
Maria vertelde me dat haar man anderhalf jaar geleden overleden was na een lang ziekbed en dat zij haar geloof verloren had. Na bevraging hoorde ik dat haar man niet gelovig was en dat haar geloof, mede door zijn ongeloof, was verdwenen. Ze kregen drie kinderen. Zo leefde Maria zonder haar geloof verder. Al vertellende kwam het verdriet er uit en tranen stroomde over haar lieve gezicht. Ik probeerde haar aan te moedigen om dat verdriet niet langer in te houden: “Laat maar komen, je staat er niet alleen voor”. Ik vertelde over Jezus en over de hemel, dat het leven niet ophoudt met de dood, in tegendeel, we hebben juist toekomst gericht op het eeuwig leven.
Ik schilderde en vertelde haar een heel begrijpelijk, kinderlijk verhaaltje. “Kijk omhoog en zie een helder blauwe lucht met daarin een mooie grote witte wolk. Daarop staat een gouden stoel met rood brokaat. Daarin zit een jonge man... het is Jezus, rechts achter deze stoel staat je overleden man en beiden kijken en hopen dat jij, Maria, het goed maakt en dat je na het verwerken van je verdriet weer gelukkig zult worden. Dat is wat we mogen hopen, Maria. Ons geloof: dat God ons zijn Zoon heeft gestuurd en alles gegeven heeft om ons te bevrijden van onze zonden om ons het eeuwig leven te geven. Dus Lieve Maria, God, Jezus en Uw man zullen uw steun en toeverlaat zijn. Geloof in hen! Dat geloof zal u uw hele leven helpen. Eens komt uw tijd ook en zullen jullie elkaar opnieuw ontmoeten, niet toevallig, maar voorbestemd.
Maria droogde haar tranen, glimlachte en slaakte een diepe zucht. Haar tranen maakten de weg vrij naar haar ziel om te kunnen leven. Tot slot vroeg ik in ons gebed: Gods rijke zegen. Daarna wandelden wij naar de uitgang. Ik vertelde hen nog over vriendschap en bestemming en las hen het gedicht voor: ... Vriendschap door de dood. Het ontroerde beide vrouwen. Maria beloofde mij dit gedicht elke avond nog eens te lezen. Maria hield me nog even vast en Magda bedankte me met haar glimlach.
Wat voelde ik me rijk. Ik mocht deze vrouwen ontmoeten en ze vertellen over Jezus Christus, Die
het behaagd heeft om deze lieve verdrietige vrouw, haar geloof terug te laten vinden, haar tranen te drogen en op te staan in het Licht van Pasen, om weer tot leven te komen.
Amen.
br. Johannes